Sauvignon blanc
GESCHIEDENIS
Toen
werden de eerste stokken gepland in Marlborough op het zuidereiland
van Nieuw–Zeeland. En binnen een paar jaar kwam daar een tintelfrisse
wijn
vandaan die ervoor zorgde dat Sauvignon Blanc zich profileerde. De
wijnen die
daar gemaakt werden zorgden ervoor dat de druivensoort zélf tot
zijn recht kwam
en niet het terroir. Men creëerde iets unieks. Een scherpe,
agressieve wijn met
exotische tonen. Zuiver en verfrissend.
Daarvoor
had zijn naam nooit op het etiket gestaan. Sauvignon Blanc is
natuurlijk de druif van Sancerre en Pouilly–Fumé, maar de
wijnmaker was meer
geïnteresseerd in terroir en locatie dan in de uitgesprokenheid
van de smaak.
Sauvignon
Blanc komt in alle uithoeken van de wereld voor. In
Nieuw-Zeeland, Australië, Chili, Noord-Italië, USA,
Hongarije, het Loire dal en
Bordeaux. Dit veronderstelt dat het een makkelijke druif is. Niets is
minder
waar! Hij werd geplant omdat men niet wist wat men anders moest
planten. De
rode druiven van Bordeaux en de belangrijkste druiven van de Bourgogne,
Pinot
Noir en Chardonnay, waren al geplant. De witte druiven van Bordeaux
lagen voor
de hand, ongeacht of de soort er geschikt voor was. Om Sauvignon Blanc
fris van
smaak te houden moet hij in koele omstandigheden groeien. De druif
bloeit laat
en rijpt snel; hij heeft daarom geen extreme hitte nodig. Hij houdt wel
van de
zon, maar teveel hitte verwoest het belangrijkste aspect: het scherpe
aroma.
Hij heeft een wat koeler klimaat nodig.
De
smaak wordt gekenmerkt door kruisbessen, paprika, kiwi, limoen en het
groen van brandnetel. Het stuivende citrus met buxus is vooral
kenmerkend voor
de nieuwe wereld, met name Nieuw-Zeeland.
THEORIE
Sauvignon
Blanc heeft veel smaak. Wanneer de druif uitrijpt neemt de
zuurheid af, wat resulteert in een flauwe, krachtloze smaak. Dit
betekent dat
er veel oninteressante Sauvignon Blanc wordt gemaakt in warme gebieden.
Sauvignon Blanc ontluikt laat en rijpt vroeg. Om mooie wijn te maken
moet men
rekening houden met de eigenschappen. Er moet geoogst worden als de
smaak van
de druiven optimaal is, als ze vol aroma zitten en een groene zuurheid
hebben.
Niet als ze de rijpheid hebben van suikers; eigenlijk vlak ervoor.
Fermentatie
gebeurt bij lage temperaturen. Het juiste moment van oogsten is erg
belangrijk.
Een voorbeeld: de Chileense wijnboer Ignatio Recabarren oogst op
verschillende
tijdstippen. 30% onrijp met veel appelzuur, 20 % rijper met tonen van
rode en
groene paprika’s, 40 % perfect rijp en 10 % overrijp.
Marlborough
is gevarieerde grond, maar de beste wijn komt van een
combinatie van steen of zand op grind. In Wairan Valley lopen de
bodemsoorten
van oost naar west in banen. De druiven worden geplant in rijen van
noord naar
zuid, zodat er een mix ontstaat in sterkere en zwakkere planten me
verschillende groeikracht en een mix van rijp en onrijp als er geoogst
wordt.
Zwaardere bodemsoorten zorgen voor latere rijping en kruidachtige
smaak;
steenachtige bodem is warmer en laat de druiven eerder rijpen met
vollere
smaak.
Met
de fermentatietemperatuur wordt ook verschil in stijl gemaakt. 16-18 ˚
C in de Loire om aroma’s van tropisch fruit te vermijden. Warme
fermentatie
geeft mineraalachtige fruitigheid. Bij fermentatie op het vat kan de
temperatuur oplopen tot 25˚ C. Er wordt ook gespeeld met schilcontact.
In
Californië is men deels afgestapt van schilcontact
vóór de fermentatie, omdat
men meent dat die wijn niet rijpt. In de Loire geven sommige
producenten de
voorkeur aan kort contact van een deel van de wijn. Geeft meer fruit
maar maakt
hem niet wrang. Op het zuidereiland van Nieuw-Zeeland maakte men wijn
met
smaken van kruisbes, groene paprika, asperges en passievrucht. De
intensiteit kwam omdat er geen
wijnmakers waren en de druiven naar Auckland op het noordereiland
vervoerd moesten
worden met vrachtwagens en veerboten. Er was soms wel 24 uur
schilcontact.
Gebruikte
boeken:
Druiven
& Wijnen van Oz Clarke
& Margaret Rand
Vines
Grapes & Wines van Jancis
Robinson en Mitchell Beazley