Sauvignon blanc

 

GESCHIEDENIS

Het is niet duidelijk waar de Sauvignon Blanc ontstaan is. Zowel zuidoost Frankrijk als de Loire claimen de bakermat te zijn. Zeker is dat ergens rond de 18e eeuw in Bordeaux Cabernet Franc en Sauvignon Blanc zijn gekruist om Cabernet Sauvignon te creëren. Maar eigenlijk begint de geschiedenis van Sauvignon Blanc in 1973.

Toen werden de eerste stokken gepland in Marlborough op het zuidereiland van Nieuw–Zeeland. En binnen een paar jaar kwam daar een tintelfrisse wijn vandaan die ervoor zorgde dat Sauvignon Blanc zich profileerde. De wijnen die daar gemaakt werden zorgden ervoor dat de druivensoort zélf tot zijn recht kwam en niet het terroir. Men creëerde iets unieks. Een scherpe, agressieve wijn met exotische tonen. Zuiver en verfrissend.

Daarvoor had zijn naam nooit op het etiket gestaan. Sauvignon Blanc is natuurlijk de druif van Sancerre en Pouilly–Fumé, maar de wijnmaker was meer geïnteresseerd in terroir en locatie dan in de uitgesprokenheid van de smaak.

Sauvignon Blanc komt in alle uithoeken van de wereld voor. In Nieuw-Zeeland, Australië, Chili, Noord-Italië, USA, Hongarije, het Loire dal en Bordeaux. Dit veronderstelt dat het een makkelijke druif is. Niets is minder waar! Hij werd geplant omdat men niet wist wat men anders moest planten. De rode druiven van Bordeaux en de belangrijkste druiven van de Bourgogne, Pinot Noir en Chardonnay, waren al geplant. De witte druiven van Bordeaux lagen voor de hand, ongeacht of de soort er geschikt voor was. Om Sauvignon Blanc fris van smaak te houden moet hij in koele omstandigheden groeien. De druif bloeit laat en rijpt snel; hij heeft daarom geen extreme hitte nodig. Hij houdt wel van de zon, maar teveel hitte verwoest het belangrijkste aspect: het scherpe aroma. Hij heeft een wat koeler klimaat nodig.

De smaak wordt gekenmerkt door kruisbessen, paprika, kiwi, limoen en het groen van brandnetel. Het stuivende citrus met buxus is vooral kenmerkend voor de nieuwe wereld, met name Nieuw-Zeeland.

 
Tot eind van de jaren ’80 leed Sauvignon Blanc in het zuidwesten een ellendig bestaan achter Sémillon en Ugni Blanc. De wijn die eruit geperst werd was weinig verfijnd en aards. Sauvignon Blanc die in de 19e eeuw in Bordeaux is geplant moet een kruising zijn met Sauvignon Vert. Een futloze verwant. De Sauvignon Blanc in Chili is afkomstig van deze stekken uit Bordeaux. Zij zijn vóór de ramp met de druifluis daar al geplant. Er bestaat ook een roze mutatie, genaamd Sauvignon Gris.
 

 

THEORIE

Sauvignon Blanc heeft veel smaak. Wanneer de druif uitrijpt neemt de zuurheid af, wat resulteert in een flauwe, krachtloze smaak. Dit betekent dat er veel oninteressante Sauvignon Blanc wordt gemaakt in warme gebieden. Sauvignon Blanc ontluikt laat en rijpt vroeg. Om mooie wijn te maken moet men rekening houden met de eigenschappen. Er moet geoogst worden als de smaak van de druiven optimaal is, als ze vol aroma zitten en een groene zuurheid hebben. Niet als ze de rijpheid hebben van suikers; eigenlijk vlak ervoor. Fermentatie gebeurt bij lage temperaturen. Het juiste moment van oogsten is erg belangrijk. Een voorbeeld: de Chileense wijnboer Ignatio Recabarren oogst op verschillende tijdstippen. 30% onrijp met veel appelzuur, 20 % rijper met tonen van rode en groene paprika’s, 40 % perfect rijp en 10 % overrijp. 

Terroir is vooral belangrijk in Frankrijk en beperkt in Nieuw – Zeeland. Sancerre en Pouilly in de Loire bestaan uit kalk, kalksteen uit zeefossielen, vuursteen of kwarts. Dit geeft wijnen met meer finesse of parfum, meer uitgebalanceerde wijnen en meer sprankeling en kracht. In de buurt van de rivier zijn terrassen van zand of gruis te vinden die zorgen voor meer kruidige, bloemachtige smaak. Mergel en kwarts leveren beter houdbare wijnen. In de Bordeaux wordt Sauvignon Blanc op aangeslibde grond geplant, wat een hogere opbrengst heeft met minder scherpe wijn.

Marlborough is gevarieerde grond, maar de beste wijn komt van een combinatie van steen of zand op grind. In Wairan Valley lopen de bodemsoorten van oost naar west in banen. De druiven worden geplant in rijen van noord naar zuid, zodat er een mix ontstaat in sterkere en zwakkere planten me verschillende groeikracht en een mix van rijp en onrijp als er geoogst wordt. Zwaardere bodemsoorten zorgen voor latere rijping en kruidachtige smaak; steenachtige bodem is warmer en laat de druiven eerder rijpen met vollere smaak.

Met de fermentatietemperatuur wordt ook verschil in stijl gemaakt. 16-18 ˚ C in de Loire om aroma’s van tropisch fruit te vermijden. Warme fermentatie geeft mineraalachtige fruitigheid. Bij fermentatie op het vat kan de temperatuur oplopen tot 25˚ C. Er wordt ook gespeeld met schilcontact. In Californië is men deels afgestapt van schilcontact vóór de fermentatie, omdat men meent dat die wijn niet rijpt. In de Loire geven sommige producenten de voorkeur aan kort contact van een deel van de wijn. Geeft meer fruit maar maakt hem niet wrang. Op het zuidereiland van Nieuw-Zeeland maakte men wijn met smaken van kruisbes, groene paprika, asperges en passievrucht. De intensiteit  kwam omdat er geen wijnmakers waren en de druiven naar Auckland op het noordereiland vervoerd moesten worden met vrachtwagens en veerboten. Er was soms wel 24 uur schilcontact.

 

Gebruikte boeken:

Druiven & Wijnen van Oz Clarke & Margaret Rand

Vines Grapes & Wines van Jancis Robinson en Mitchell Beazley