Italië

 

GESCHIEDENIS

“Oinotria” noemden de Grieken vele eeuwen geleden Italië al. Het betekent wijnland. Het zijn echter de Etrusken de al in de 8e eeuw voor Christus systematisch wijnstokken verbouwden in Italië. De Romeinen hadden een hoog ontwikkelde kennis van wijnbouw en wijnbereiding en maakten van de wijnhandel een winstgevende industrie. De haven van Pompeji was de metropool van de wijnhandel in de Klassieke Oudheid. De vulkaansuitbarsting zorgde ervoor dat in het hele rijk regionale wijncentra ontstonden. Er ontstond een bloeitijd voor wijn. De erkenning van het Christendom als staatsreligie in de 4e eeuw zorgde ervoor dat het wijngebruik verminderde. De teloorgang van het West – Romeinse Rijk en de periode van de volksverhuizingen hadden ook een nadelig  effect. De onrust zorgde ervoor dat mensen niet generaties lang op dezelfde plek woonden. Met de opkomst van de handelssteden Genua, Florence en Venetië en de bijbehorende welvaart ontstond weer een markt voor edele wijnen. Er ontstond een wijnhandel vanuit de Bordeaux, Bourgondië, de Rijn en de Donau. In dezelfde tijd dat de bankiers en handelaren goed verdienden aan buitenlandse wijn viel de eigen wijnteelt in een steeds dieper gat. De enige productie was voor het eigen gebruik van de vaak arme bevolking. Terwijl toch een aantal families die nu bekend zijn in de wijnwereld in die tijd hun naam vestigden; bijvoorbeeld Antinori en Frescobaldi. Vaak is het overleven van de wijnbouw slechts te danken aan de kloosters in die regio.

Pas in de 19e eeuw kreeg de wijnbouw een nieuwe lift. In Piemonte en Toscane werden wijntypen ontwikkeld naar Frans voorbeeld en met hulp van Franse vinologen. We hebben het over barolo, brunelli en chianti. In dezelfde tijd ontstonden de nog steeds beroemde Italiaanse wijnbouwscholen en wijnmakers als Gancia, Cinzano en Bolla.

De druifluis bracht bijna de wijncultuur ten val. De 1e en 2e Wereldoorlog hielpen ook niet echt. In de moeilijke jaren na de 2e Wereldoorlog veranderde de mentaliteit naar de aanleg van productieve wijngaarden en de keuze van winstgevende in plaats van de beste wijndruiven. Dit werd gesteund door de Franse wijnindustrie die na het wegvallen van Algerije als kolonie op zoek was naar fustwijn om hun eigen tafelwijnen mee te versnijden. Tot de jaren ‘60 van de 20e eeuw werd wijn vooral gedronken als leverancier van calorieën. In die tijd kelderde het verbruik per hoofd van de bevolking van 110 naar 60 liter per jaar. In de wijnbouw was het effect dat zich een kwaliteitsverbetering voordeed.

Het schandaal in de jaren ’80 heeft weinig invloed gehad. Er werd goedkope wijn “verbeterd” met methylalcohol. Meer dan 20 mensen stierven binnen enkele weken. Raar als je bedenkt hoe de wereld is gevallen over het wijnschandaal in Oostenrijk (waar trouwens Duitsers bij betrokken waren) terwijl daar geen slachtoffers zijn gevallen! Oostenrijk heeft er jaren last van gehad en nog heeft iedereen het erover.

En wie weet van een Italiaans schandaal?

De opbloei begon ook deze keer in Toscane. Er ontstond een nieuwe categorie wijn: een supertafelwijn van de niet zo gangbare Franse duiven Cabernet Sauvignon, Merlot, Chardonnay en Syrah, gerijpt in kleine barriques van nieuw eikenhout. De nieuwe generatie wijnbouwers haalden kennis in ander landen, oa. de nieuwe wereld en pasten e4n passen het toe in hun eigen wijn. Ook belangrijk was de modernisering van barolo en barbera in de Piemonte.  In eerste instantie was het een verandering in de vinificatie, maar de verandering breidde zich ook uit naar de wijngaarden. Oude stokken werden gerooid en vervangen door modernere, op kwaliteit gerichte aanplant. De wijnwetgeving werd ook aangepast. De tafelwijn met geografische herkomstbenaming kwam erbij (IGT). Daarnaast veranderden de productievoorschriften waardoor voormalige tafelwijn als kwaliteitswijn met herkomstaanduiding (DOC/DOCG) op de markt konden komen. Ook ging men weer eens kritisch kijken naar de inheemse druivenrassen en het verbeteren daarvan.

 

THEORIE

Sinds 1963 is de wet in gebruik die de wijncategorieën en herkomstgebieden vast heeft gelegd. De hoofdlijnen zijn nog steeds geldig. Er zijn 2 klassen: tafelwijnen en DOC- wijnen (Denominazione di Origine Controlata) die bepaling oplegt betreft de samenstelling, de herkomst van de druiven, de wijnbereiding en de opvoeding. Vanaf het begin was er kritiek dat er onvoldoende mogelijkheid was voor kwaliteits- onderscheiding tussen de verschillende gebieden. De prijs was wel gaan ontwikkelen ten gunste van bepaalde wijngebieden, maar onderscheid was er op het etiket niet te zien. In de jaren ’80 bedacht men een nieuwe klasse aan de top, de DOCG

( Denominazione de Origine Controllata e Garantita) met strengere productievoorschriften, lagere maximale opbrengsten en langere rijpingstijden. Enkele van de beste en meest prestigieuze wijnen vallen eronder, echter ook Asti Spumante. Door een combinatie van laisser faire en bureaucratie werd de regel vaak als hinderlijk ervaren als bedrijven willen verbeteren of innoveren. Bijvoorbeeld als je Chianto Classico wilt maken van puur sangiovese in plaats van de verplichte combinatie met witte druiven. Vaak worden deze wijnen als tafelwijn op de markt gezet met vermelding van bijvoorbeeld jaargang als IGT (Indicazione geografica tipica).

De belangrijkste DOCG- wijnen van Italië de druivenrassen zijn:

Barbaresco                                Piemonte      Nebbiolo (onversneden)

Barolo                                        Piemonte      Nebbiolo (onversneden)

Brachetto d’Acqui                        Piemonte      Brachetto (onversneden)

Brunello di Montalcino                  Toscane       Sangiovese (onversneden)

Carmignano                                Toscane       Sangiovese, Cabernet sauvignon

Chianti                                        Toscane       Sangiovese

Chianti Classico                          Toscane       Sangiovese

Franciacorta                               Lombardije    Chardonnay, Pinot nero

Taurasi                                       Campanië     Aglianico (onversneden)

Torgiano Rosso Riserva              Umbrië         Sangiovese

Vino Nobile di Montepulcoano      Toscane       Sangiovese

 

Het prestige van de gehele Italiaanse wijnbouw berust op 2 druiven: Sangiovese en Nebbiolo (die op minder dan 1% van de wijngebieden wordt gekweekt en slechts op uitgelezen grond slaagt). Van Nebbiolo worden de topwijnen van Piemonte geperst; Barolo en Barbersco. De druif wordt ook Spanna, Picutener of Chiavennasca genoemd en groeit in koelere gebieden. Hij heeft kleine druiven met intensieve kleur en veel tannines, maar de kwaliteit loopt hard terug als de opbrengst hoger wordt.

Sangiovese is de basis van Brunello, Chianti en Vino Nobile, allemaal uit Toscane. Ook in Umbrië komt hij mooi in uiting in Torgiano en Montefalco.  In Romagna wordt van deze druif echter fruitige, alledaagse wijn gemaakt. De druif komt waarschijnlijk uit Toscane, is al erg oud en onderscheidt zich door levendige zuren en fijne tannines. De druif rijpt laat en heeft bij koel weer opsterking nodig met druiven die kleur en mildheid geven, voornamelijk Franse rassen als Merlot en Cabernet Sauvignon. Sinds de jaren ’80 houden Italiaanse wijnboeren zich intensiever bezig met inheemse rassen, zoals Barbera, die van zure wijn promoveerde tot moderne, kruidige topwijn. Ook de rode rassen van het zuiden krijgen de aandacht die ze verdienen, zoals Aglianico, Negro-amaro, Primitivo, Nero d’Avola en Uvadi troia.

Witte wijn heeft het in Italië niet makkelijk. De rassen die mooie wijn kunnen opleveren zijn gevoelig voor goede omstandigheden en daardoor een uitzondering. Moscato bianco en Malvasia, Garganega, Vernaccia, Arneis, Cortese en Verdicchio hebben er niet voor kunnen zorgen dat Italië op de kaart staat als witte wijnland. 


Gebruikte boeken:

Drankenkennis – deel 1

Wijn – André Dominé

Vines, Grapes & Wines – Jancis Robinson